‘Terwijl wij niet opletten is zij als een zeemeermin bij ons aangespoeld, haar staart zwom simpelweg over de mossige, afgesleten rotsen aan de voet van onze kust. Daar waar wij toeristen vaak zien uitglijden, legde zij haar staart elegant op het strand.’ Er ging een orkest aan verontwaardiging en gelach op. Maar niemand had enig idee wanneer de vrouw haar acte de présence had gegeven. Het moet ’s nachts geweest zijn.
Lees verder →Als aan de grond genageld staart het meisje naar een bordje op het strand. Het lijkt op een waarschuwing, een verbod misschien wel. Op armslengte staat een niet zo’n oude man. Zij ziet hem niet, zij ziet alleen onbegrijpelijke woorden. We schrijven 1968, Muizenberg, Zuid Afrika. (meer…)
Lees verder →Het bioritme van Arend is ernstig verstoord. Natuurlijk, dat krijg je van dat heen en weer gevlieg tussen het land van de rode aarde en de Nederlanden. Het lijkt wel of niet alleen zijn automatische piloten ontregeld zijn, ook de seizoen zijn met elkaar aan het bekvechten. Een verhaal over sterven van de dorst en een engel. (meer…)
Lees verder →Zit hij nou te lezen of tuurt hij voor zich uit langs zijn blote voeten steunend op de leuning van de veranda? “Hé,” roept de vrouw zachtjes, “denk je niet dat het weer eens tijd wordt dat we langs de engelenweg gaan? Ik heb zo’n raar gevoel. Arend is steeds in onze buurt.” “En jij denkt zeker dat hij ons iets wil vertellen.” De man blikt geamuseerd. Of plaagt hij haar nou? “Ja, dat denk ik zeker.” Hij kan zijn glimlach nog maar ternauwernood onderdrukken als hij met zijn voeten de schoenen naar zich toetrekt. Arend zal niet van hun zijde wijken.
Lees verder →Zijn vriend de ijsvogel is er niet, ziet de arend al van grote afstand. Maar de jonkvrouw, de aanbeden geliefde van zijn vriend, zit daar wel. Met haar veren in de war alsof ze net uit een gevecht komt. De arend zijgt naast haar neer: “Waar is je minnaar die hier weken achtereen heeft zitten smachten?” Al haar bravoure is verdampt tot een zielig hoopje. “Ik niet weten. Verlaten, mij,” piept ze. Nederlands niet helemaal op orde, noteert de Arend. “Deze gast heeft je niet verlaten. Hij is weg. Daar gaat dit verhaal over. Voor straf moet je luisteren.”
Lees verder →Van de verte zag de ijsvogel zijn vriend de arend aankomen. Statig en onverstoorbaar, zeker. Maar ijsvogel zag ook de opwinding van zijn vriend. Onbedwingbaar, glimlachte ijsvogel. “Yo camerado,” brieste de arend bijkans, “ik heb de stem van verlangen gehoord.” IJsvogel voelde een tinteling tegen zijn botten, zijn stem verhief zich: “Vertel!” “Ik was erbij camerado, het engelenbeeld heeft me ingefluisterd.” “Nu je mond houden, mijn vriend, vertel je verhaal. Later, later praten we.”
(meer…)
“Dat wat jou weerhoudt, mijn camerado, om in beweging te komen, is misschien wel een blokkade voor je kwetterende geliefde om naar jou toe te vliegen.” Ik schrik van de woorden van mijn vriend de visarend en laat even de kleuren van mijn vleugels schitteren. “Jij bent bedwelmd door de engelenbeelden,” schiet ik terug. Zijn ogen stralen een hypnotische concentratie uit: “Hoog in de lucht heb ik een engelenbeeld gevolgd die tot leven gekomen naar een aftandse hut in een kraal ging. Het was nacht. Luister goed naar mijn verhaal.” Laat je hart openen, wil hij eraan toevoegen. In plaats daarvan spreidt hij zijn vleugels.
(meer…)
Mijn vriend de visarend vertelt engelenverhalen.
Mijn vriend de visarend zijgt naast me neer. Hoe doet hij dat toch? Uit het niets is hij er, ontzagwekkend groot als zijn toewijding. Hij knikt me eens toe: “Zit je nog steeds te wachten op je geliefde? Ik hoor haar kwetteren een paar takken verderop. Altijd het hoogste woord. Vriend, jouw geduld is eindeloos.” “Dat hoop ik, visarend. Goed dat je er bent. Wat kom je me brengen?” Zijn statigheid verandert in beroering, woorden struikelen: “Er gebeurt iets geks in de mensenwereld daar in het verre zuiden. Een vrouw en een man beeldhouwen engelen uit het leem van de aarde. Engelen die ’s nachts gaan leven. Moet je horen. Je hebt toch tijd zat.”
(meer…)
Hoe leg je de wereld uit aan iemand die heg nog steg weet? Schrijver en nomadic guide Dick de Groot droomde erover. Én schreef een vertelling die verrassend dicht op onze huid is. Het leest als een pleidooi voor vrijheid in verbondenheid, dromen en wakker zijn.
Lees verder →Are we making love or is love making us? Dit zijn de eerste woorden van de lezing die Karin Melis hield gedurende het congres van het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen Mysticism on/as love theory. Haar antwoord is onbeslist, maar het is als een dans. Geen theorie. Liefde zal ons immer laten dansen. Lees haar wals hier.
Lees verder →- 1
- 2
- Volgende »