Ode aan het onverklaarbare

Het bioritme van Arend is ernstig verstoord. Natuurlijk, dat krijg je van dat heen en weer gevlieg tussen het land van de rode aarde en de Nederlanden. Het lijkt wel of niet alleen zijn automatische piloten ontregeld zijn, ook de seizoen zijn met elkaar aan het bekvechten. Een verhaal over sterven van de dorst en een engel.

Het bioritme van Arend is ernstig verstoord. Natuurlijk, dat krijg je van dat heen en weer gevlieg tussen het land van de rode aarde en de Nederlanden. Hij is tegen zijn natuur ingegaan. En nu lijkt het wel of niet alleen zijn innerlijke, automatische piloten ontregeld zijn, ook de seizoenen zijn met elkaar aan het bekvechten. De ene dag komen stofwolken los van de aarde die zijn snavel uitgedroogd en zanderig achterlaten. De andere dag breekt zonder aankondiging opeens de hemel open in een wanhopig opengesperde muil waaruit een verpletterende waterval alle stofwolken te neer slaat. Arend ziet bochten in de rode wegen weggeslagen worden en mensen alle kanten op vluchten. Nu zit hij met gevouwen vleugels tussen verdorde takken die hem met hun grijsbruine tinten beschutten. Zijn alerte ogen zijn gericht op de engelenweg. Daar weet Arend zijn camerado in de handen van het beeld met het geopende hart. Ook Arend weet met zijn hart.

Het was niet zo ingewikkeld te bedenken waar zijn vriend IJsvogel naar gevlucht was. Zijn camerado was immers helemaal in de ban geraakt door zijn verhalen over het beeld met het geopende hart. Te lang verstoken van een liefdesteken van zijn jonkvrouw verlangde hij naar de liefdevolle nabijheid van het vrouwelijke beeld, meer een engel zoals ze daar roerloos staat. Zeer begrijpelijk allemaal, al vindt Arend deze intercontinentale reis persoonlijk wel een beetje ambitieus. Tegenwoordig is het niet meer zo veilig in de lucht. Vliegtuigen doorklieven met de snelheid van het licht de thermiek, die Arend en zijn gevederde soortgenoten gedesoriënteerd achterlaten. Je hoort ze niet aankomen die vliegende messen, maar eenmaal voorbij, al niet meer zichtbaar in een verre verte is Arend zich meer dan eens een ongeluk geschrokken van donderend geweld. Hij wist niet dat geluid gewicht had.

Hij probeert zijn ogen verder in te zoomen op de lemen handen waarin IJsvogel zijn veilige haven gevonden heeft. De reis moet een uitputtingsslag geweest zijn. Zijn vriend heeft zich nu niet bepaald laten kennen als een geroutineerd vlieger, zoals hij weken, zo niet maanden onafgebroken heeft zitten wachten op die onduidelijke tak. Voor eeuwig wachtend op de terugkeer van zijn kwetterend flirterige dame die hij niet zag maar wel hoorde in de takken van een boom die hij kon ruiken.

Net als hijzelf moet IJsvogel sterven van de dorst, maar veel water ziet Arend niet in deze oververhitte contreien. Arend die stilletjes prat gaat op zijn opgewekte kalmte, hij ziet zichzelf graag als onvervaard, scherp van de snede, kortom, uit één stuk, probeert uit alle macht de hartenklop van angst, sterker, hij probeert alle emoties onder zijn veren in zijn binnenste buiten de deur te houden. Arend is de menner op het paard van zijn hartstochten. Want, stel, wat nou als zijn camerado sterft in de beschutte kom van haar handen? Hij moet wachten totdat het beeld voor een missie tot beweging wordt gewekt.

“Kijk”, fluistert de vrouw, “Arend wacht ook totdat jouw beeld met het geopende hart gaat bewegen”. De man knikt, zijn haviksogen op Arend gericht. Nu wachten ze met z’n drieën op het vallen van de donkerte en de onzichtbare beweging die komen moet. De man en vrouw zitten op hun hurken. Volgens de man is dat de beste houding om te wachten. Soms maakt hij zich een beetje zorgen over zijn project dat ze de engelenweg noemen. Was het niet erg onbesuisd geweest om beelden uit de rode aarde te kneden en die op gepaste afstand van elkaar langs de weg te zetten? Met verwondering denkt hij terug aan het onstuitbare plezier dat hij beleefde toen hij met lange gebaren het liefdeselixer, hun gezamenlijke spuug, over de beelden streek. Was het allemaal niet heel erg occult geweest? Hij had zelfs een zilveren speld in de linker armen gestoken, bij wijze van teken. Was hij nu eigenhandig bezig geweest een magisch volksverhaal in het leven te roepen? Maar zij, de vrouw, zijn vrouw, had bij geen enkel woord dat uit zijn mond kwam een vraagteken geplaatst. Op een dag, hij weet niet meer wanneer, tijd speelde geen rol bij hen, kwam ze met bezweet hoofd vertellen hoe een dorpsgemeenschap, niet ver hier vandaan, spanningen had gehad. Iets met een nomade en een geheim dat de dorpsoudste met zich mee droeg. Het verhaal ging dat er sprake was van een onzichtbare aanwezigheid die een helende uitwerking op die gemeenschap had. De engelen, besloot ze buiten adem, dit was het werk van de engelen. Hij geloofde haar zonder voorbehoud. Er was simpelweg geen voorbehoud.

Hij kijkt naar haar vlak bij hem zittend in haar hurken en ziet haar blik op scherp staan. De blik volgend komen de gesloten handen van het beeld met het geopende hart in zijn vizier. De vrouw legt haar gekromde handen, ellenbogen steunend op haar knieën, op elkaar. De handpalmen van het beeld waren wijzend naar de rode aarde geopend geweest, als een bevallige engel. Inderdaad, hij had ze zelf met veel liefde en hun spuug glad gestreken. Wat zit er in dat huisje dat de aandacht van Arend gevangen heeft?

De man en de vrouw kijken naar Arend en van Arend naar de waterfles aan hun voeten. Die waterfles is nog halfvol, weten ze. Arend moet dringend water hebben, zijn ogen staan flets nu. Met de spanning die in hun sluipt, de spanning van mogelijk sterven van de dorst komt de stilte in hun oren gonzen. Het is de stilte die het donker aankondigt. Als de zon nog aanstaat, maken kleuren geluid, ze zoemen, ritselen de bladeren, tooien hun rood van de aarde van diepdonker, naar hun blakend oranje tot dof bruin van de droogte, schilderen ze de lucht verblekend wit van de hitte. Als het donker wordt, vallen de kleuren in slaap. De man moet van binnen altijd een beetje lachen om deze uitleg van dag en nacht van de vrouw. Maar nu heeft de aanstekelijkheid van haar uitleg vat op hem. Het huisje van de handen van het beeld is donker, er kan geen kleur komen, de hitte is verdwenen, het moet er toedekkend koel zijn. En muisstil. Muis, een dier. Er schuilt een diertje in haar handen. En Arend weet dit, hij zoekt de ogen van Arend, maar de aandacht uit diens altijd alerte blik is tanende. Diertje. Donker. Dorst. Net als Arend. Er moet iets gebeuren, Arend moet water hebben. Maar een enkele beweging zal alles verpesten.

De knie van de vrouw verschuift naar hem toe. Waar is het begin van hun leven gebleven? Elke keer als ze dat begin in het hier en nu proberen terug te halen, een lievelingsspel bij hun avondkampvuur, raken ze verstrikt in half verzonnen verhalen over hun oorsprong, die ze weten niet meer wanneer heeft plaatsgevonden, hun brengend naar precies deze plek en dit ogenblik. Met het verdiepen van hun adem komt aanvankelijk sluipenderwijs de donkerte. En dan. Boem. Van het ene op het andere moment zijn de kleuren in slaap gevallen.

Later zittend aan het avondvuur hebben de man en vrouw, keer op keer, uit alle macht geprobeerd te reconstrueren wat er toen echt gebeurd was. Hun zoektocht naar hun onvindbare oorsprong werd verdrongen door deze eindeloze ontdekkingsreis. Maar het hele entoen, entoen, endaarna of was het daarvoor? brak voortdurend af onder hun woorden. Soms werden ze er een beetje lacherig en baldadig om. Onderwijl werden hun wangen nat van tranen. Dankbaar om hun vruchteloze zoeken, ode aan het onverklaarbare.

Arend heeft wel gezien hoe de vrouw op haar buik ging liggen terwijl de man op handen en voeten naar arend toekwam. In zijn ene hand had hij de waterfles. Arend boog zijn kop toen de man aan de magere stam stopte, de waterfles naar hem opheffend. De man klemde de waterfles tussen zijn kin en borst en met een zijwaartse, langzame beweging liet hij het water in de kom van zijn beide handen stromen. Was de enkele slag van zijn vleugels die de lucht verplaatste toen hij naar de kom ging het enige geluid die opklonk die nacht? Hoe diep is vertrouwen?

De volgende ochtend zien de man en de vrouw het beeld met het geopende hart op de plek staan waar ze altijd staat. De handpalmen open gericht naar de rode aarde. “Arend heeft IJsvogel onder zijn vleugels weggevoerd,” zegt ze. De man glimlacht. Ze gaan het er vanavond over hebben.

 

Woorden van

Malaika Kipekee

Gepubliceerd op

Geplaatst in

Lees hierna

Dit zijn woorden van

Malaika Kipekee

Verteller

Laat een reactie achter