Het is wetenschappelijk bewezen. Wat is nou eigenlijk nog niet wetenschappelijk bewezen en getoetst op efficiëntie en effectiviteit? Karin Melis onderzoekt de gevolgen van het doorschieten in de toepassing van zogeheten wetenschappelijke inzichten. Zeker als het over menselijk gedrag gaat, kan dat leiden tot uniformisering en anonimisering.
Evidence-based is in allerlei takken van sport de nieuwste bezwering. Zolang methodes nu maar proefondervindelijk bewezen effectief en efficiënt te zijn, kun je ze met gerust hart gebruiken. Evidence-based betekent eigenlijk dat als onder gelijk blijvende omstandigheden een onderzochte methode dezelfde, positieve resultaten oplevert, deze wetenschappelijk bewezen is te werken. Het tastbare en door statistieken onderbouwde bewijs staat onomstotelijk vast. Dit bewijs heeft zodoende een voorspellende kracht: als je het zus of zo uitvoert, dan heb je 100 % garantie dat a of b het resultaat is. Levert de methode niet deze gewenste uitkomsten op dan werkt ie dus niet.
En zo kan het bijvoorbeeld gebeuren dat tientallen antipestmethodes door een commissie, ingesteld door het Nederlands Jeugd Instituut, zijn afgewezen. Formeel heet het dat deze programma’s onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn. Empirisch kan niet worden aangetoond dat zij efficiënt en effectief zijn. Hun voorspellend vermogen is nul. Hier is veel aan de hand. Heel veel. En wat hier aan de hand is, is veelzeggend voor de maatschappij waarin wij leven en waarvan wij deel uitmaken.
Gedragsregels
In de allereerste plaats geeft het te denken dat er voor jong en oud zo ontzaglijk veel methodes en workshops bestaan om het gedrag van mensen te veranderen. Zo moeten werknemers, zeker ook in het onderwijs, opnieuw gemotiveerd worden en gestut om met externe druk te kunnen dealen. Binnen het lokaal voelen leraren zich, met al die gediagnosticeerde kinderen waarschijnlijk meer en meer gedragsdeskundigen. Terwijl zij tegelijkertijd uitvoerders zijn die taal- en rekenkerndoelen hoe dan ook moeten bereiken. Twee opgaven die nogal op gespannen voet met elkaar staan. Grof gezegd: ADHD laat zich nu eenmaal lastig combineren met resultaatgericht werken.
Maar hoe komt het dat er zoveel aandacht is voor het gedrag van de hedendaagse mens? Wat komt hier aan het licht? Mensen, leerlingen en kinderen moeten kennelijk ergens aan voldoen. Als ik het kort door de bocht mag formuleren: ze moeten regelgeleid gedrag vertonen. Het kan niet anders dan dat de achterliggende gedachte hiervan is: als je op de voorgeschreven paden loopt dan bereik je het beoogde doel het snelst. Protocollen, voorschriften, registraties en de curven van volgsystemen doen de rest. Elke afwijking die voornoemde systemen aan het licht brengen, dient omgebogen te worden opdat het beoogde resultaat bereikt kan worden. Als je niet binnen de lijntjes loopt of kan lopen dan zetten we er een programma op dat het gedrag bijstuurt. Remedial teachers en intern begeleiders hebben er hun handen vol aan en mogen zelf wel oppassen dat ze door vermoeidheid contraproductief – lees: afwijkend – gedrag gaan vertonen.
Doel
Dit mechanisme, want dat is het, stoelt op ‘doelrationaliteit’. Rationaliteit betekent dat je goede, redelijk inzichtelijke argumenten geeft voor je handelen. Je kunt er een gesprek over voeren. Doelrationaliteit is iets anders. Hier wordt de rede ingezet om in een rechte lijn een doel te bereiken. Vandaar ook dat je zo vaak hoort: ‘Ja maar, dit zijn de afspraken. Zo hebben we het geregeld.’ Met andere woorden: het nakomen van afspraken is belangrijker dan dat wat zich voordoet. De situatie is ondergeschikt en dient geplooid te worden naar de van hogerhand besliste afspraken. Met deze afspraken kun je niet spreken. Daar kun je geen contact mee maken. Ze zijn absoluut geworden, geen middel, maar een doel op zich. Even een voorbeeld dat bekend voor komt. Als ik afspreek met mijn dochter dat ze om twaalf uur thuis moet zijn en zij komt om tien voor een ’s nachts binnenzeilen, dan zijn geheid de rapen gaar. ‘Ja’, zegt ze, ‘maar mam, ik heb iemand geholpen die van zijn fiets is gevallen.’ Niks mee te maken, afspraak is afspraak. Het doel van die afspraak moet bereikt worden, ongeacht wat het leven mij voorschotelt. Doe dit 24/7 en raad eens wat er gebeurt. Doelrationaliteit vereist dus dat we alles inzetten op voorspelling, beheersing en resultaat. Alles dat hier niet in past, valt buiten het vizier. Daardoor kan de inhoud van de afwijking niet erkend worden. Maar de afwijking op zich wordt wel gesanctioneerd: er staat een straf op. Dus, gechargeerd gesteld, een leerling die niet mee kan komen en het gemiddelde cijfer van een basisschool naar beneden dreigt te halen, kan ervoor zorgen dat een school in de gevarenzone komt. Ik ken een school die op de ochtend van de Cito-toets de moeder van een hoog scorend, grieperig kind belde, om te vragen of een paracetamol er niet voor kon zorgen dat het meisje uit bed kwam om de toets te maken. De school was bang dat als het zieke kind niet meedeed, ze als ‘zwak’ te boek zou komen te staan. Ik denk dat doelrationaliteit een symptoom is van mensen die in nauw gedreven zijn. Als ranglijsten regeren, worden we bang om buiten de boot te vallen en zullen we er alles aan doen om aan boord te kunnen blijven. Hét antwoord is dan om processen, zelfs trage processen zoals leren, tot in de punten te sturen. De ordners met al hun formats moeten netjes op rij in de kast staan.
Sanctie
Zwakkere scholen kunnen rekenen op een verscherpt toezicht en als het uiteindelijk niet lukt om aan de normering te voldoen, kan het zomaar gebeuren dat de geldkraan wordt dichtgedraaid. Dit heet sanctionering. Nu kan het opleggen van boetes of het straffen van misdaden op evidente gebieden terecht zijn, in het onderwijs, dat het tere gebeuren van leren behelst, is sanctionering funest. Het is wonderlijk hoe op deze wijze het onderwijs sluipenderwijs gecriminaliseerd en gejuridiseerd is geraakt. En nu gaat dat niet alleen over de poortjes waarmee leerlingen bij binnenkomst op wapenbezit worden gecontroleerd, maar ook hoe leerplichtambtenaren in toenemende mate op opsporingsambtenaren gaan lijken. Leerlingen die hun huiswerk niet af hebben, mogen de klas niet in. De tijd die zij vervolgens verzuimen, wordt genoteerd vanwege de leerplicht. De leerling loopt achterstand op en valt uit. Leerplichtambtenaren hebben het er druk mee. Het gedrag van de leerling moet gedisciplineerd worden. Dat van onderwijzend personeel trouwens ook. Echter, ook die disciplinering staat zelf onder druk, al blijft dat natuurlijk verborgen, want disciplinering is niet zelfreflexief. Daar is namelijk ruimte voor nodig en daarin wordt niet voorzien. Juist niet.
De maatschappelijke verwachting is tegelijkertijd dat je authentiek bent en dat is bij elke personeelschef, de hoeder van menselijk kapitaal, bekend. Passie, volg je hart: ik kan mijn Facebook of LinkedIn niet openen of ik stuit op dit adagium. Disciplinering evenwel is gericht op sociaal gewenst gedrag, terwijl passie gaat over alles wat je nu juist niet kunt categoriseren, in kunt kapselen, beheersen, voorspellen, laat staan beheren. Denk nou toch eens out of the box zeggen we tegen leraren die met een bezweet voorhoofd de richtlijnen van een methode proberen te volgen. Die richtlijnen zijn hun houvast en het brengt ze met een zekere gang naar het gewenste resultaat. Alle neuzen in dezelfde richting. Dáár moeten ze het in de klas over eens worden: stil zijn, niet voor je beurt praten, woorden, geen geweld, zwijgen als het stoplicht op rood staat. Dat stoplicht: heb je je ooit afgevraagd hoe het komt dat we verkeersregels nodig hebben in de klas?
Anonimiteit
Wat moet er – ook breed maatschappelijk gesproken – ‘onder’ worden gehouden? Ja, wat is het dat maakt dat we vrees moeten opwekken en dreigen met sancties? Misschien moet ik het nog anders zeggen: waar moeten wij aan voldoen, welk idee ligt er onder de systemen, methodes, registratiemodellen et cetera? Waar moet disciplinering toe leiden? Welk (mens)beeld ligt er onder de vele maatregelen en gedragsvoorschriften? Het is in elk geval een bepaald mens dat door al die zaken geschapen moet worden: het is een man of vrouw, slank, van gemiddelde lengte, met de benodigde startkwalificaties, het liefst hoogopgeleid, onafhankelijk, zelfredzaam, toegerust met het uithoudingsvermogen om zowel te werken als zorg te dragen voor bloedverwanten, in staat een leven lang bij te scholen en zich te ontwikkelen, altijd up to date is, flexibel, voldoet aan alle kenmerken van een Verklaring voor Goed Gedrag, coöperatief, belasting betalend, gezond, consumerend, woning boven water weet te houden en ga zo maar door. Dit laat een mens zien die onopvallend is en zijn of haar omgeving niet tot last is. Tegelijk is het een keurslijf voor ieder van ons, want het tolereert geen eigenaardige karakteristieken die ons schepselen zo kenmerken en waardoor we schuren met onze naasten. Het beeld van uniformiteit, ja, ik durf zelfs te beweren, van anonimiteit, staat haaks op de oorspronkelijke opgave van het onderwijs: namelijk dat mensenkinderen moeten worden opgeleid tot onafhankelijke, kritisch denkende mensen. Mensen dus die niet blindelings protocollen en aanverwante zaken opvolgen, maar die stilstaan en nadenken. Daarvoor is trouwens wel een apart vak ingevoerd. Burgerschapsvorming moet leerlingen precies daartoe opleiden. Echter, dit vak lijkt meer op een inburgeringscursus waarmee je vertrouwd wordt gemaakt met de ge- en verboden die het maatschappelijk verkeer moeten reguleren en waar je je vooral aan hebt te houden, wil je niet uit de boot vallen. Inderdaad, je zou het net zo goed verkeerslessen kunnen noemen.
Vervreemding
Ik herinner me nog de alternatieve docenten, overduidelijk van linkse signatuur, die vroeger maatschappijleer gaven. Bevlogen wilden zij hun leerlingen aansteken om een kritisch bewustzijn te ontwikkelen. Heilige verontwaardiging van jonge mensen, ja, daar zagen deze docenten wel brood in en als die leerlingen dan inderdaad de barricaden opgingen, gloorde er hoop bij de dageraad. Dat is wat leren ten diepste is: dingen doorzien, dingen anders zien en de vrijheid om het anders te doen, in plaats van je ergens willoos aan te onderwerpen. Zoals tegenwoordig. We leven in tijden van disciplinering. Een disciplinering die mensen zonder gezicht voortbrengt. En die vooral vervreemding van jezelf in de hand werkt. Zoals mijn dochter zich spontaan afvroeg: ‘Wat doe ik fout?’
Het hele systeem van regelgeving, registratie, protocollen en aanverwante zaken produceert in zijn sanctionerende dwang tot onderwerping slachtoffergedrag. Ik hoor het vaak in vergaderingen als er gesproken wordt over wat er mogelijk is, waar we naartoe zullen gaan. Ja, er is veel mogelijk maar als ‘Den Haag’ iets heeft opgelegd dan moeten we ons eraan houden. De wet boven alles. Natuurlijk, kaders moeten er zijn, die geven speelruimte zoals een speeltuin dat doet in een stad. Er moet iets van een hek staan, wil je niet opgeschrikt worden door doldrieste fietsers en haastige passanten. Maar die kaders zijn zulke fijnmazige rasters geworden dat de gaatjes nauwelijks meer zichtbaar zijn. Dicht getimmerd heet dat. Je kunt dan eigenlijk geen kant meer uit en je bent meer bezig met ordners dan met de levende werkelijkheid om je heen. Disciplinering vereist het slaafs opvolgen van voorschriften. En vergis je niet: dat tast onze menselijkheid aan. Nog niet zo lang geleden hoorde ik een onderwijsinspecteur monter vertellen hoe scholen en hun besturen meer vertrouwen zullen krijgen. Tenminste, als die scholen ruim voldoende op hun rapport krijgen. Dan kun je van ze op aan, dan kun je ze loslaten en, zo beloofde hij glimlachend, dan komt het toezicht op afstand te staan. Dit is niet alleen de wereld op haar kop, maar ook fnuikend voor vertrouwen, het fundament van ons menszijn.
Rovershol
Als je ergens van op aan kunt, als iets, zeg maar, evidence-based is, dan word je niet geroepen tot vertrouwen. Het beroep op die diep menselijke bewogenheid gebeurt juist als de situatie ongewis is. Als die mens tegenover je zoekend, wankelend of onzeker is. Als jijzelf zoekend, wankelend of onzeker bent en je ervaart hoe die ander zich overgeeft aan vertrouwen in jou, dat, wat de uitkomst ook moge zijn, het goed is, dan mag er iets nieuws gebeuren. Dan ontstaat er ruimte voor het mogelijke. En eigenlijk is die plek van ruimte waar het mogelijke zich kan voltrekken precies de plaats waar we opvoeden en onderwijzen. Opvoeden en onderwijzen zijn geloofsdaden. Jazeker, het zijn daden van pijn en moeite, maar ook zijn zij tekenen van geloof, hoop en vertrouwen. Dit kun je niet registreren, vastleggen en al helemaal niet voorspellen. Dit gebeurt in de verborgenheid, onttrokken aan het oog van de wereld. Ik weet het niet zeker, en ik kan het ook niet zeker weten, maar dit is de woning van het goede. Onnavolgbaar en niet te verdelgen. Onderwijs is een marktplaats geworden die calculerend gedrag in de hand werkt. In bijbelse termen: een rovershol. Maar we moeten eerst onder ogen zien dat wij hier, al dan niet ongemerkt, zelf ook deelnemers zijn geworden. Als we ons bewust worden van onze eigen onderworpenheid aan regulering, zijn we in staat om die ketens van ons af te werpen. In de kleinste daad van opstand tegen verdrukking ligt de grootste kracht die (zelf)vertrouwen heet.
Woorden van
Karin Melis
Gepubliceerd op
Geplaatst in
Lees hierna
Dit zijn woorden van
Karin Melis
Karin Melis is filosoof en werkt als beleidsmedewerker identiteit bij scholenbestuur Laurentius Stichting.